Identiteit

Om als leider een baken te zijn, is het van belang te weten wie je bent. Geankerd te zijn in waar je vandaan komt. Je ‘identiteit’ te omarmen, nee te bewonen.  Je identiteit is te omschrijven als ‘de meest schaamtevrije variant van jezelf’. Dat is wie jij werkelijk bent. We hebben allemaal een identiteit, die we vormen in onze jeugd en die, tussen het moment dat we geboren worden en volwassen zijn, in zekere zin belast of beter gezegd geladen wordt door de context waarin we opgroeien.

Het vrije kind dat we zijn als we geboren worden, krijgt allerlei boodschappen mee in het opgroeien. We noemen dat opvoeden. Daar hoort bij dat we sociale dingen leren om onszelf staande te houden in de groep waarin we geland zijn en dat we leren over gevaren die we tegen kunnen komen en die ons fysieke overleven (vuur, water, verkeer, valgevaar, et cetera).  Idealiter blijft het daarbij en laten onze ouders ons onvoorwaardelijk welkom zijn. Voeden ze ons op zonder oordeel over onze keuzes, geven ze ons vertrouwen dat we het kunnen leren en begrenzen ze ons alleen daar waar strikt noodzakelijk voor onze werkelijke (sociale of fysieke) veiligheid. Verder laten ze ons onze neus stoten, troosten ze ons als het pijn doet, vragen ze of we hulp nodig hebben en geven ons de ruimte om het weer te proberen in het vertrouwen dat we het wel ontdekken en leren. Ook als dat betekent dat ze morgen weer moeten troosten en moeten verduren dat we dezelfde fout nog een keer maken.

Deze ‘ideale ouders’ laten ook zien dat ze zelf hun neus wel eens stoten, dat ze zich laten troosten en het opnieuw proberen. Dat ze hulp vragen als het ze niet lukt en dat imperfectie niet betekent dat je niet de moeite of de liefde waard bent. Ze leven voor dat je goed genoeg bent zoals je bent. Dat je je niet hoeft te schamen voor wie je bent, wat je bent, wat je kunt of wat je niet bent of niet kunt. Dat je mag zijn wie je bedoeld bent te zijn. Zelfs als je dat (nog) niet weet.

Waarschijnlijk zul je, als je het bovenstaande vertaalt naar je eigen jeugd, ontdekken dat jouw jeugd niet overeenkwam met het ideale plaatje. Ouders zijn niet ‘ideaal’ want ze hebben zo hun eigen emotionele patronen meegekregen. Ze hebben hun eigen kleine of grote trauma’s, hun eigen schaamte en angst voor afwijzing die ze gemaakt heeft tot wie ze zijn. Die maakt hoe ze reageerden op jouw gedrag. Tel daarbij op dat ieder kind zich richt naar datgene waarvan het denkt dat er van hem/haar verwacht wordt en je kunt begrijpen dat je geen slechte jeugd gehad hoeft te hebben om ‘coping mechanismen’ te ontwikkelen die op latere leeftijd een rem kunnen vormen op je ontwikkeling of die je ronduit in de weg gaan zitten. Het (onbewuste) effect van de impliciete en expliciete boodschappen en voorbeeldgedrag van je hechtingsfiguren legt laagjes ‘wenselijk gedrag’ om jouw pure zelf en verhult je ware identiteit.

Annet is de oudste dochter van een gezin van 3 kinderen. Haar vader had een eigen bedrijf en materieel ontbrak het aan niets in het gezin. Er was alle ruimte voor ontwikkeling, muziek, sport en haar vader en moeder hadden beiden een actief aandeel in de opvoeding van de kinderen. Omdat haar ouders jong trouwden en kinderen kregen, leven zelfs vandaag haar opa’s en oma’s nog en zijn er geen noemenswaardige conflicten, geen verliezen of traumatische ervaringen in de familie. Ze heeft met haar zusjes door haar jeugd gedarteld. Ook in de studiekeuze lieten haar ouders de kinderen vrij en ze stimuleerden dat ze hun eigen pad ontdekten. Haar vader vertelde haar vaak over zijn bedrijf en daarin leek het succes hem aan te waaien. Ze adoreerde hem en had zich geen betere ouders of jeugd kunnen wensen, vertelde ze hem toen ze op kamers ging om te gaan studeren.

Annet studeerde cum laude af aan de economische faculteit van de Erasmus Universiteit in Rotterdam en startte al snel bij een gerenommeerd consultancy bureau. Maar na ruim tien  jaar, op haar vijfendertigste is ze vier werkgevers en twee management functies verder en raakt ze burn-out. Ze snapt er niets van en schaamt zich. Het kost haar veel moeite hulp te zoeken en haar vader onder ogen te komen. Ze komt in gesprek met haar coach tot de conclusie dat ze zichzelf onbewust verteld heeft dat ze net zo succesvol als haar vader moet zijn. Dat ze zijn voorbeeld heeft gezien als opdracht. Als het niet snel genoeg ging of ze zag een betere kans, wisselde ze al snel van werkgever. De vrijheid die ze kreeg heeft ze niet gezien als ruimte om te experimenteren en te oefenen met vallen en opstaan, maar vooral als opdracht om succesvol te zijn. Haar carrière en groei naar meer leidinggevende functies biedt haar geen voldoening en ze komt erachter dat ze niet weet wie ze werkelijk is en wat ze eigenlijk wil. Ze heeft haar studie en haar eerste tien jaar van haar carrière heel hard gewerkt zonder werkelijk te weten waarvoor, tot ze op was en haar lijf haar tot de orde riep.

Veel leiders ‘kun je om een boodschap sturen’. Het zijn zelfstarters, noemen zichzelf overactief, ADHD-er, tomeloos. Hebben een grote drang te presteren en krijgen graag erkenning voor wat ze bereiken. Veel leiders komen er ergens in hun leven en loopbaan achter dat ze deze  ‘motor’, die ze ver gebracht heeft, moeten onderzoeken om vast te stellen of het een motor is die loopt op de intrinsieke motivatie of dat het een motor is die loopt op de brandstof die ‘erkenning van anderen’ heet. In het laatste geval raakt de motor vaak overbelast of loopt hij vast.

Voor mij is het ontwikkelen van je leiderschap een levenslange reis naar je eigen identiteit. Een oefening in het afleggen van de laagjes ‘wenselijk gedrag’ en ‘coping mechanismen’, laagjes schaamte en zelftwijfel als het niet lukt, laagjes angst voor afwijzing en conflict, laagjes behoefte aan erkenning en goedkeuring van anderen. Zodat je steeds dichter bij ‘jezelf-goed-genoeg-vinden’ komt. Dichter bij de wetenschap dat niemand je kan afwijzen behalve jijzelf, dichter bij bewust leven vanuit je eigen waarden en keuzes.